Afdwingen Eerstejaarsziektewetbeoordeling
In een eerder artikel is het ontbreken van de herbeoordelingsverplichting van het UWV besproken in het kader van de Wet WIA. Door de grote achterstanden bij het UWV geldt dat ook in het kader van de Eerstejaars ziektewetbeoordeling (verder: EZWB) dit niet altijd tijdig gebeurt door het UWV. Het uitblijven van een tijdige EZWB is voor de financieel verantwoordelijke ex-werkgever van belang. Immers, vaak stroomt een zieke ex-werknemer na de EZWB uit de Ziektewet en vindt er dus niet langer doorbelasting (of betaling) van de Ziektewetuitkering plaats. In dit artikel zal worden besproken in hoeverre de ex-werkgever de EZWB kan afdwingen bij het UWV.
Voor het beantwoorden van de vraag of een ex-werkgever een EZWB kan afdwingen, is het van belang kennis te hebben van de wetsgeschiedenis achter de totstandkoming van de EZWB. Daarvan zijn met name de volgende passages van belang:
“(…) Het nieuwe ZW-criterium gaat na het eerste ziektejaar gelden. Dat heeft de volgende redenen. Allereerst sluit de termijn van één jaar ziekte, waarna het ZW-criterium wordt aangescherpt, aan bij de re-integratieverplichtingen die thans al gelden op grond van de ZW. Ook nu al verscherpen de re-integratieverplichtingen (op grond waarvan de zieke vangnetter zich moet oriënteren op passende arbeid) na verloop van tijd in het kader van de ZW. Naarmate de ziekteperiode langer duurt, worden er meer concessies verwacht van degene die ziekengeld ontvangt, waardoor steeds meer werk als passend kan worden beschouwd. Na één jaar wordt in het kader van de re-integratieverplichting – op grond van artikel 30, van de ZW – alle arbeid als passende arbeid beschouwd. In lijn met deze bestaande re-integratieverplichting wordt met dit wetsvoorstel geregeld dat na één jaar ook bij de beoordeling van het recht op ZW wordt getoetst of iemand algemeen geaccepteerde arbeid kan verrichten.
(…)
Het UWV zal de beoordeling na het eerste ziektejaar ook verrichten voor vangnetters van eigenrisicodragers. Eigenrisicodragers zijn immers niet in staat om een dergelijke beoordeling uit te voeren en uitvoering door het UWV is efficiënter. Het UWV zal bij eigenrisicodragers geen kosten in rekening brengen voor de uitvoering van deze beoordeling.
(…)”
Uit de memorie van toelichting, in samenhang bezien met artikel 63a lid 6 van de Ziektewet (“In afwijking van het eerste en vierde lid verricht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de werkzaamheden in verband met de uitvoering van de artikelen 19aa en 19ab”) volgt duidelijk dat het hier gaat om een exclusieve bevoegdheid van het UWV om de EZWB uit te voeren. Of dit ook een wettelijke verplichting is van het UWV, volgt niet duidelijk uit de wet zelf, maar daar zijn wel aanwijzingen voor te vinden.
Zo is in artikel 30 lid 1 Wet SUWI de wettelijke taak opgenomen uitvoering te geven aan de WIA, Ziektewet. Uitvoering geven omvat onzes inziens ook het vaststellen van het (doorlopend) recht op een Ziektewetuitkering. Op basis hiervan is het verdedigbaar dat het UWV ambtshalve een EZWB uit moet voeren (naar analogie van de overgang van de LGU naar LAU of vervolguitkering). Zo is bijvoorbeeld in artikel 60 van de Wet WIA bepaald dat het UWV ambtshalve moet vaststellen welke uitkering (vervolg- of loonaanvullingsuitkering) een verzekerde behoort te krijgen. Zie in dat kader ook deze uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de ‘termijn’ ECLI:NL:RBROT:2011:BP3940.
Een ambtshalve te nemen besluit op grond van artikel 19aa ZW, is anders dan een besluit op aanvraag (bijvoorbeeld over het ‘verzekerd’ zijn op grond van de Ziektewet) en daarvoor zou in principe aansluiting gezocht kunnen worden bij de wettelijke beslistermijn (op aanvragen) van artikel 4:13 Awb van 8 weken. Het ligt gezien de systematiek van de EZWB overigens voor de hand dat de EZWB uiterlijk op of voor de 52 weken moet zijn genomen. Dit is ook in het beleid van het UWV opgenomen:
In de “UWV Monitor ontwikkelingen Ziektewet 2010 -2015 In het kader van de evaluatie Wet bezava” is het volgende te lezen:
Conclusie
Op grond van het bovenstaande achten wij het verdedigbaar te stellen dat het UWV verplicht is de EZWB tijdig (voor de 52 weken van ziekte) te verrichten. De vraag is echter welk pressiemiddel de ERD ZW heeft richting het UWV. De Wet dwangsom en beroep is in de regel alleen van toepassing op besluiten op aanvraag (artikel 4:17 Awb) en het gaat hier om een ambtshalve beslissing.
Voor ambtshalve beslissingen – waar het UWV niet tijdig een beschikking afgeeft – geldt dat rechtstreeks beroep mogelijk is op grond van artikel 6:12 Awb. Daar worden overigens wel nadere eisen aan gesteld, zo moet de beslistermijn zijn verstreken (8 weken), en het bestuursorgaan in gebreke is gesteld door de belanghebbende en als vervolgens twee weken zijn verstreken, dan kan de belanghebbende rechtstreeks beroep instellen bij de bestuursrechter. Op grond van artikel 8:55d Awb kan de bestuursrechter een dwangsom verbinden als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt.